Per Imperatief Mandaat: Bijdrage tot de geschiedenis van onderwijs en opvoeding door katholieken in Nederland, in het bijzonder door de Tilburgse Zusters van Liefde

Uit Voorwoord:

In deze studie hebben wij ons tot taak gesteld een diorama te geven van de werkzaamheden van vrouwelijke religieuzen op het terrein van onderwijs en opvoeding. Bij dit onderzoek moesten wij ons herhaaldelijk wagen op het particulier territorium van geheel of gedeeltelijk kerkelijke en kloosterlijke instellingen, die juridisch beschouwd, het volste recht hebben om aan de historicus de toegang tot de bronnen te weigeren of om hem met het verstrekken van oppervlakkige outside-information af te schepen. Van stonde af hebben wij meermalen het hoofd bezeerd tegen gesloten archiefdeuren. Wij hadden de keuze tussen capitulatie voor de hindernissen of uitbuiting van de overblijvende mogelijkheden – tertium non datur.

Inhoudsopgave:

Voorwoord

Geraadpleegde bronnen

Geraadpleegde literatuur en gedrukte bronnen

Lijst van de in de aantekeningen gebruikte afkortingen

Hoofdstuk I: De congregatie der zusters van Liefde in haar natuurlijke omgeving _ A. De maatschappelijke noden _ B. Het godsdienstige klimaat _ C. De positie van de vrouw

Hoofdstuk II: De congregatie der zusters van Liefde als levend organisme _ A. Ontstaan en doel 1832: 1. Bescheiden begin – 2. Zwijsen als Commissaris-Speciaal – 3. Goedkeuring van de regel – 4. Pauselijke goedkeuring der congregatie _ B.Groei: 1. Eerste expansie 1836-1841 – 2. Verdere expansie 1841-1941 _ C. De congregatie en de wereldlijke macht: 1. De Associatie M. Verbunt en Cie 1836 – 2. Koninklijke goedkeuring 1848 – 3. De affaire Van Hugenpoth tot den Berenclaauw _ D. Bestuur en structuur van de congregatie: 1. De stichter – 2. Rectoren, geestelijke leiders en de kardinaal-protector – 3. De algemene overste en haar assistenten – 4. De succursale oversten – 5. De succursaalhuizen _ E. De financiën

Hoofdstuk III: De opleiding tot onderwijzeres

Hoofdstuk IV: Verhouding tussen religieuzen en leken in het onderwijs _ A. De religieuzen in haar houding tegenover de ,,wereld” _ B. De benoemingspolitiek van de hoofdbesturen

Hoofdstuk V: Onderwijs aan kleine kinderen (van 2 tot 7 jaar) _ A. Bewaarscholen _ B. Fröbel-onderwijs _ C. Montessori-onderwijs _ D. Kleuter-onderwijs

Hoofdstuk VI: Gewoon lager onderwijs

Hoofdstuk VII: Buitengewoon lager onderwijs _ A. Onderwijs aan zwakzinnigen _ B. Onderwijs aan en opvoeding van blinden _ C. Onderwijs aan schippers- en woonwagenkinderen

Hoofdstuk VIII: Zondags-, herhalings- en handelsscholen _ A. Zondagsscholen _ B. Herhalingsonderwijs _ C. Handelsonderwijs

Hoofdstuk IX: Handwerkscholen

Hoofdstuk X: Nijverheidsonderwijs

Hoofdstuk XI: Vorming in patronaten

Hoofdstuk XII: Franse-, Ulo- en Muloscholen

Hoofdstuk XIII: Kostscholen

Hoofdstuk XIV: Middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs _ A. De ,,Pius-M.M.S.” te Amsterdam _ B. Het St.-Theresia-lyceum voor meisjes te Tilburg

Hoofdstuk XV: Opvoeding van wezen en verwaarloosde kinderen _ A. Wezen _ B. Verwaarloosde kinderen

Slotbeschouwing

Sommaire

Bijlage

Register